Explore
Also Available in:

Bekeerd tot de scheppingsleer

Margaret Wieland interviewt vogelexpert en voormalig befaamd evolutionist Dr. Jon Ahlquist

vertaald door Bart van den Dikkenberg (Reformatorisch Dagblad)

Jon-Ahlquist
J. E. Ahlquist

Prof. dr. Jon Edward Ahlquist (1944-2020) was een moleculair bioloog, ornitholoog (vogeldeskundige) en kunstenaar die zich voor zijn pensioen specialiseerde in moleculaire fylogenetica – het onderzoek naar verwantschap tussen organismen door het vergelijken van DNA. Hij was hoogleraar aan de Ohio University, de University of Louisville (Kentucky), en verschillende universiteiten in South Carolina. Daar doceerde hij ornithologie, vergelijkende anatomie, vogelbiologie, zoogdierkunde, ecologie, systematische biologie, systematische zoölogie, moleculaire evolutie, en moleculaire systematiek. Ahlquist is in wetenschappelijke kring bekend van de zogeheten Sibley-Ahlquisttaxonomie. Hij is auteur of co-auteur van 62 wetenschappelijke publicaties. [De emeritus hoogleraar overleed in 2020 op 18 mei op 75-jarige leeftijd. Hij was lid van de Calvary Bible Church in Huntsville.]


Night-Heron
Fig. 1: Jon werkt aan zijn schilderij van de nachtreiger.

Creatieve mensen zijn anders dan anderen; ze worden getypeerd met het woord complexiteit.1 Dat past ook op dr. Jon Ahlquist. Zijn leven kent zoveel boeiende details, dat dat er een boek mee zou kunnen worden gevuld.

Jeugd

Jon werd in 1944 geboren uit Amerikaanse ouders, die afstammen van Finse vluchtelingen. Hij groeide op in een stabiel gezin met een sterke lutherse levensovertuiging. Zijn ouders gaven hem op zijn zevende verjaardag een King James Bijbel. Jon was vastbesloten om de Bijbel door te lezen, hoewel „dat niet gemakkelijk was voor een kind.”

Toen hij ongeveer acht jaar oud was, maakte Jon een persoonlijk verbond met Christus:

„Het was op de zondagsschool van onze Lutherse kerk. We keken naar een film over het leven van Christus. Ik leerde een geloof in een letterlijke zes dagen van de schepping, een echte Adam en Eva (en ook een echte Job en Jona), een wereldwijde overstroming en de waarheidsgetrouwheid van de patriarchen. De geschiedenis van de Bijbel werd niet als beeldspraak opgevat.”

Ontwikkelende belangstelling

De ornitholoog ontluikte in Jon, dankzij een leraar van de vijfde klas. Deze gaf elk van zijn 10-jarige leerlingen de opdracht om „een vogelboek te maken.” Dat was het begin van een levenslange interesse in het kijken, opsommen, tekenen, schilderen en fotograferen van vogels. En de basis voor een wetenschappelijke carrière gewijd aan vogels.

Met de loop van de jaren groeide Jons talent als kunstenaar (fig. 1, 2). Op zijn vijftiende organiseerde een mentor een eenmansshow met dertig van zijn beste schilderijen. Hij vond die de moeite waard, vooral gezien de leeftijd van Jon. De bekendheid die dat opleverde hielp hem de meeste schilderijen te verkopen die hij op de middelbare school produceerde, waar hij zijn geloof niet onder stoelen of banken stak.

Hij werd redacteur van het weekblad van de school, en schreef veel redactionele artikelen over spirituele zaken. Hij heeft nog steeds een exemplaar van zijn afstudeertoespraak.

„Die was evangelisch. De boodschap was in een notendop: „Je gaat nu de wereld in. Wat ga je kiezen - God of mammon?” Er zijn ongeveer een dozijn directe verwijzingen naar Christus. Het gymnasium barstte uit in applaus bij de afsluiting. Ik weet zeker dat er ongelovigen in het publiek waren, maar in die tijd accepteerden bijna allemaal het principe dat onze natie grotendeels door gelovigen werd gesticht en door Bijbelse principes werd geleid.”

Universiteit en alcoholisme

Jon zette zijn studie voort aan de Cornell University. Hij studeerde biologie. Het liefst was hij voltijds aan de slag gegaan met zijn grote hobby: schilderen. Als de familie niet zo’n grote druk op hem had uitgeoefend om zijn studie af te ronden, zou hij wellicht na zijn eerste semester zijn gestopt.

In het tweede semester nam zijn studie een positieve wending. Hij volgde de cursus ornithologie van Dr. Charles Sibley. Plotseling bleken vogels en biologie inhoudsvol - al was het dan in een evolutionair kader. Daar bleef hij ‘hangen’. Jon was inmiddels ‘theïstisch evolutionist’ geworden. Na het onderwijs van Sibley zette Jon zijn studie in 1966 voort op de Yale University. Maar ze hadden een samenwerking die vele jaren zou duren; en die hen beide wetenschappelijke roem zou opleveren.2

Gelukkig was de beginnende wetenschapper echter niet. Hij werd een zware alcoholist. Ahlquist:

Long-shadows
Nog een ander schilderij van Jon, ‘Long Shadows’ (lange schaduwen). De afgebeelde vogel is een jonge kraai.

„Alcoholisme is een zonde; het zet iets anders in de plaats van God. Ik sneed mijn bewuste relatie met God af en treurde om de Heilige Geest. Om een heel lang verhaal kort te maken: ik vond de christelijke vereniging Alcoholics Anonymous. Met de hulp van God vond ik door de twaalf stappen van Alcoholics Anonymous te doorlopen, en de steun van enkele zeer goede vrienden, mijn weg terug naar soberheid en geestelijke gezondheid.”

In 1988, tijdens zijn ambtstermijn aan de Universiteit van Ohio, kregen Jon en Charles de Daniel Giraud Elliot-medaille van de Nationale Academie van Wetenschappen voor hun werk aan de toepassing van DNA hybridisatietechnieken op de classificatie van vogels (fig. 3).3 Deze revolutionaire taxonomie leek eindelijk te laten zien hoe overeenkomsten door verwantschap te onderscheiden zijn van ‘convergerende’ overeenkomsten of homoplasieën – die waarin wezens toevallig dezelfde eigenschappen ontwikkelen zonder enige mogelijke verklaring op basis van gemeenschappelijke afstamming.4

Van theïstische evolutie naar de schepping

Ondanks zijn voorliefde voor de evolutietheorie in die tijd, was hij geen atheïst:

„Ik was een ‘theïstische evolutionist’. Ik dacht dat ik het DNA-bewijs gewoon op een seculiere tijdschaal kon plaatsen. Ik was redelijkerwijs te beschuldigen van onvermogen om te beslissen. En die beschuldiging klopte.”

Maar, zegt hij, hij dacht niet diep na over de gevolgen van de theïstische evolutieleer.

„Toen ik er eenmaal op werd gewezen dat die het bestaan van het kwaad en de dood voor Adam en Eva betekende, en daarom Bijbels gezien onmogelijk was, voelde ik me nogal dom.”

Hij werd ook uitgedaagd op de wetenschappelijke feiten door een scherpzinnige Bijbelleraar. Die wees Jon erop dat het probleem niet lag in de feiten, maar in de interpretatie die hem werd opgedrongen. Hij zei bijvoorbeeld dat de evolutionaire stambomen die Jon produceerde voor vogels niets bewezen. Ze werden gegenereerd door een algoritme (formule) dat vooraf is ontworpen om een stamboom te maken. „Dat zal altijd een stamboom produceren uit alle getallen die je invoert.”

Silvery-cheeked-Hornbill
Fig. 2: Airbrush schilderij van Jon van een zilverkleurige neushoornvogel (Bycanistes brevis) naar een foto die hij nam in de Berlijnse dierentuin. Neushoornvogels staan bekend om hun unieke nestgewoontes. Ze leven in bossen in het noordoosten en aan de kust van oostelijk Afrika.

Dat sloeg bij Jon naar binnen.

„Hij had gelijk. Hoe was die man daar aangekomen? Een deel van het antwoord was dat hij studeerde aan het Grace Seminarie terwijl dr. John Whitcomb (co-auteur van de creationistische klassieker ”The Genesis Flood”) aan die faculteit doceerde.

Toen ik eenmaal onder mijn dikke schedel vaststelde dat het Darwinisme slechts een humanistische filosofie uit de Verlichting is, ontworpen om God uit alles te verdrijven, was de strijd voorbij. Het is niet eens wetenschap, het is politieke ideologie en demagogie. Punt uit. De Heilige Geest had me tot een beslissende keuze gebracht. Ik besefte dat het jongeaardecreationisme (YEC) de enige waarheid is.

Tot op vandaag de dag geloof ik dat het oude-aardecreationisme, hoe dan ook, de eerste elf hoofdstukken van Genesis vervormt. Als je logisch doorredeneert, maken ze God tot een leugenaar.”

Jon denkt dat de academische wereld van nu veel meer gepolariseerd is, dan toen hij zo’n 20 jaar geleden met pensioen ging. Het leven in de academische wereld zou voor hem nu als Bijbelse creationist veel moeilijker vallen dan toen hij een evolutionist was. „Ik zou het nu geen week volhouden in die omgeving.”

DNA- en vogelsoorten

Jon werkt samen met creationist en bioloog (en Creation magazine interviewer5) dr. Jean Lightner in een poging om de oorspronkelijke vogelsoorten uit de ark van Noach in kaart te brengen. Daarvoor gecombineerd hij gegevens uit het DNA met feiten uit de morfologie en de anatomie van vogels. Ook neemt hij daarin alle beschikbare informatie over het hybridiseren van soorten. Ze kijken daarbij ook naar de vogelbiogeografie – de verspreiding van vogelsoorten na de zondvloed. Die laat onder de andere zien dat miljoenen jaren daarvoor niet nodig zijn. Jon is van plan een populair boek (en wellicht ook kinderboeken) over vogels te schrijven vanuit een scheppingsperspectief. [Hieraan is hij door zijn overlijden niet meer toegekomen.]

Jon zegt dat zowel creationisten als evolutionisten tegen problemen aanlopen in hun interpretatie van de gegevens over vogels.

„Bijvoorbeeld bij de galliforme soort (hoendervogels zoals fazanten, kwartels, kippen, kalkoenen) en de anatide soort (watervogels zoals eenden, ganzen, zwanen). Elke creationist zal het ermee eens zijn dat ze twee soorten vertegenwoordigen. Iedereen kan het verschil zien tussen een kip en een eend. Elke evolutionist zal het erover eens zijn dat ze twee verschillende geslachten vertegenwoordigen.

Elke DNA-studie, ook die van ons, toont echter aan dat de galiformen en anatiden meer op elkaar lijken dan op welke andere groep of soort vogels dan ook. Een evolutionist zegt dat dit betekent dat watervogels en hoendervogels miljoenen jaren geleden een gemeenschappelijke voorouder hadden. Als creationist zou ik willen suggereren dat er in Gods masterplan voor het ontwerpen van vogels een fundamenteel aspect van het lichaamsplan is dat overeenkomsten in hun DNA vereist.

Het vogelgenoom heeft ongeveer 2 tot 3 miljard nucleotideparen, waarvan we de functie nauwelijks begrijpen. Naarmate we meer leren, kunnen we misschien ontdekken waarom eenden en kippen bepaalde groepen genen nodig hebben om te kunnen functioneren. Ook leren we dan misschien begrijpen waarom er verschillen zijn met andere vogelsoorten, zoals papegaaien of kolibries. De creationist heeft tenminste de potentie om antwoorden te ontdekken, terwijl de evolutionist de knie buigt voor zijn godin van toeval en willekeur.”

Gelijkenis tussen apen en mensen?

Elliot-medal
Fig. 3: Charles Sibley (links) en Jon Ahlquist (midden) ontvangen in 1988 de Daniel Giraud Elliot- medaille van de Amerikaanse National Academy of Sciences.

Ahlquist en Sibley zijn misschien wel het best bekend bij niet-specialisten van de toepassing van hun DNA-DNA hy­bri­di­sa­tie­tech­nie­ken op de mens.6 Daaruit zou de bekende vermeende ”98 procent overeenkomst tussen het DNA van chimpansee en mens” blijken. Veel wetenschappers, waaronder creationisten, hebben dit bekritiseerd.7 Het algemeen geaccepteerde percentage valt met modernere technieken tegenwoordig in feite veel lager uit.8 Ironisch genoeg was er in de tijd dat de overeenkomst tussen het DNA van chimpansee en mens werd gepromoot stevige oppositie van evolutionisten die ervan overtuigd waren dat de gorilla onze naaste verwant was. Zelfs met de lagere percentages zou de chimpansee met de moderne technieken evolutionair dichter bij de mens staan dan de gorilla. Die 98 procent bleek een handig paard van Troje om de mythe dat chimpansees „bijna menselijk” zijn in huis te halen. Het percentage werd gretig aangegrepen om de evolutie te promoten.

Ahlquist laat weten dat wanneer hij evolutionist zou zijn, hij het eens zou zijn met creationisten die erop wijzen dat zelfs bij 98 procent de genetische verschillen nog steeds enorm zijn: tientallen miljoenen DNA-letters. Ook is de grote gelijkenis van het DNA niet verrassend, gezien de gelijkenis in vorm en functie tussen de twee. Maar die gelijkenis is geen bewijs voor gemeenschappelijke voorouders; het is evenmin bewijs is voor een gemeenschappelijke Ontwerper, vervolgt emeritus hoogleraar.

„Moleculair bewijs van welke aard dan ook bewijst niets over evolutie. Het enige wat we doen is het meten van gelijkenis of verschil tussen ”Gods getallen” – of zoals Charles [Sibley] ze vroeger noemde – ”de getallen van de natuur”. De technieken die door fylogenetici worden gebruikt om hun ‘bomen’ te maken zijn belast met tal van evolutionaire aannames. Ze nemen simpelweg aan dat evolutie een feit is. Vervolgens stoppen ze hun gegevens in algoritmen die altijd een evolutionair resultaat zullen opleveren. Hoe dan ook, we hebben allemaal dezelfde gegevens, het verschil is hoe we die interpreteren.

Het feit dat onze lichamen een vergelijkbaar bouwplan hebben als primaten, is niet toevallig. Het heeft ook niets te maken met evolutie. Om onze taken uit te voeren moeten we tweevoeters zijn, een grote herseninhoud hebben, omnivoor zijn en opponeerbare duimen hebben. Dit levert bepaalde eigenschappen op voor ons DNA. Net zoals het ontwerp vogels noodzaakt om op een bepaalde manier te vliegen. Dat beperkt dus hun DNA.”

Wat blijkt daaruit? Ahlquist: „Het is allemaal een onderdeel van het verbazingwekkende ontwerp van de Heere.”

Referenties

  1. By Hungarian-American social psychologist Mihály Csíkszentmihályi (b. 1943). Terug naar de tekst.
  2. Ahlquist, J. E., “Charles G. Sibley: A commentary on 30 years of collaboration”, Auk 116(3):856–860, 1999 | doi:10.2307/4089352. Terug naar de tekst.
  3. Sibley, C.G. and Ahlquist, J.E., Phylogeny and Classification of Birds: A study in molecular evolution, Yale University Press, 1990. Terug naar de tekst.
  4. E.g. the similarities between the marsupial wolf (thylacine) and its placental counterpart. They cannot be closely related in evolutionary thinking, so the evolutionist unwilling to consider they had the same Designer labels it ‘convergent evolution’. Catchpoole, D., Placental vs marsupial: A tale of two ‘wolves’, Creation 39(3):40–42, 2017. Terug naar de tekst.
  5. Getting it right: Don Batten interviews veterinarian Dr Jean Lightner, Creation 32(3): 40–43, 2010; compare creation.com/creationist-veterinarian. Terug naar de tekst.
  6. Sibley, C.G., Comstock, and Ahlquist, J.E., DNA hybridization evidence of hominoid phylogeny: A reanalysis of the data, J. Mol. Evol. 30(3):202–236, 1990 | doi:10.1007/BF02099992. Terug naar de tekst.
  7. Batten, D., Human/chimp DNA similarity: Evidence for evolutionary relationship? Creation 19(1):21–22, 1996; creation.com/chimp-human. Terug naar de tekst.
  8. The myth of 1%: Human and chimp DNA are very different, Creation 36(1):35–37, 2014; creation.com/1-percent-myth. See also Tomkins, J. and Bergman, J., J. Creation 26(1):94–100, 2012; creation.com/chimp. Terug naar de tekst.