De seculiere pers [n1] promoot
hoopvol de recente vondst van Tiktaalik roseae (figuur 1) als het einde
van het creationistisch, en Intelligent Design gedachtegoed. Sommige paleontologen
beweren dat ‘dit een ontbrekende schakel (missing link) is tussen vissen en
gewervelde landdieren en die over tijd wel eens een soortgelijk icoon van evolutie
kan worden als de proto-vogel Archaeopteryx’.[1]
Maar is Tiktaalik echt bewijsmateriaal wat aantoont dat
vissen evolueerden tot tetrapoda? (viervoeters: 4 potige gewervelde, bijvoorbeeld
amfibieën, reptielen, zoogdieren en vogels). Zoals aangetoond zal worden zijn er
parallellen met Archaeopteryx, de zogenaamde reptiel-vogel overgangsvorm,
maar heel anders dan de bovenstaande beweringen aangeven.
De zogenaamde overgangsevolutie van vis naar tetrapoda kent nog tal van problemen
die gedetailleerd beschreven zijn in The fossil record of ‘early’
tetrapods: evidence of a major evolutionary transition? Ook vertoont het
parallellen met de ideeën omtrent de evolutie van dinosauriërs-tot-vogel [n2], zoogdierachtige reptielen [n3], landzoogdieren-naar-walvis
[n4]en aap-tot-mens. [n5] Op het eerste gezicht lijkt het verklaarbaar,
maar na gedetailleerde studie zien we dat het om gelijksoortige redenen als een
kaartenhuis ineenstort. De artikelen “The links are missing”
en “Argument: The fossil record supports evolution”
geven een eenvoudigere samenvatting van het fossielen bestand dan de eerdergenoemde
artikelen.
Wat is er gevonden?
Het bovengenoemde citaat (1e alinea) komt van Per Ahlberg en Jennifer Clack, twee
vooraanstaande Europese specialisten op het gebied van de vermeende evolutionaire
overgang van vis naar tetrapoda. Het betrof het hoofdartikel van Nature[2], [3],
en het ging hier over de vondsten van Neil Shubin en Edward Daeschler, twee toonaangevende
Amerikaanse leiders op het gebied van dezelfde overgangsvormen. Clack, Shubin en
Daeschler namen zelfs deel aan de 7-delige PBS-NOVA productie Evolution,
Episode 2: Great Transformations, wat handelde over de oorsprong van tetrapoda.
Shubin en anderen vonden een 20 cm lange schedel die uit de rotsen stak. Ze ontdekten
dat deze schedel die op het eerste gezicht afkomstig leek van een krokodil, deel
uitmaakte van een vis, waarvan werd aangenomen dat de vin zich in het tussenstadium
bevond van vin naar ledemaat van een tetrapoda. Ze vonden het fossiel op Ellesmere
Island, Nunavut Territory (Canada), en dateerden het op 383 miljoen jaar. Ook gaven
ze het een soortnaam afgeleid van het inheemse Inuktitut woord voor kwabaal,
dat zoiets betekent als “grote in ondiep zoetwater levende vis”.
Is het een overgangsvorm?
Clack en anderen zijn natuurlijk enthousiast over het veronderstelde overgangsstadium
van Tiktaalik. Maar dat was te verwachten, volgens haar zijn we immers allemaal
vissen. Ze zegt:
“Hoewel mensen zichzelf meestal niet als vis beschouwen, delen ze niettemin
een verscheidenheid aan fundamentele eigenschappen welke hen onlosmakelijk verenigd
met hun verwanten onder de vissen. Tetrapoda evolueerden niet uit Sarcopterygii
(een groep binnen de beenvissen) het zijn Sarcopterygii. Men zegt ook niet dat mensen
evolueerden uit zoogdieren, het zijn zoogdieren”.[4]
Dit doet denken aan Larry Martin, paleontoloog aan de universiteit van Kansas die
al te enthousiaste claims over gevederde dinosauriërs bekritiseert:
“Het moet in het juiste perspectief geplaatst worden. Voor diegenen die het
rapport hebben geschreven zou een kip, een gevederde dinosauriërs zijn.” [5]
Clack zegt ook:
“Er rest nog een grote morfologische kloof tussen hen (deze vinnen) en vingers
en tenen, zoals we die zien in Acanthostega: Als de vingers en tenen evolueerden
uit deze afstaande beenderen moet er bij het proces meerdere herstructurerende ontwikkelingsstadia
zijn geweest.”
“Natuurlijk zijn er nog steeds belangrijke grote gaten in het fossielen bestand.
Zo hebben we nauwelijks informatie over vooral de overgang van Tiktaalik
en de vroegste tetrapoda, toen de anatomie de meest drastische verandering doormaakte.
Ook hebben we geen informatie over wat er gebeurde in de daaropvolgende vroege Carboon
periode aan het eind van het Devoon, toen tetrapoda volledig overgingen naar het
land.”1
De evolutie van land-ledematen en leven op land zou inderdaad veel veranderingen
vereisen. In het fossielen bestand is er geen bewijsmateriaal van dergelijke veranderingen
gevonden.
De geoloog Paul Garner schrijft:
‘Er zijn functionele problemen met de Darwinistische interpretaties. In vissen
bijvoorbeeld vormen de kop, schouderblad, het middenrif en het bloedsomloopsysteem
een enkele mechanische eenheid. Het schouderblad is vast verbonden met de wervelkolom
en functioneert als een anker voor de spieren die een functie vervullen in de laterale
beweging van het lichaam, het openen van de bek, de hartslag en de timing van de
bloedsomloop door de kieuwen. [6]
Echter, bij amfibieën is de kop niet verbonden met het schouderblad. Dit maakt efficiënte
foeragering en voortbeweging op het land mogelijk. Evolutionisten moeten aannemen
dat de kop in toenemende mate stapsgewijs loskwam van het schouderblad, waarbij
na elke stap een functioneel tussenstadium werd bereikt. Er is echter nooit een
toereikend rapport uitgebracht van hoe dit gebeurd zou kunnen zijn.’
Het is duidelijk dat de vinnen van Tiktaalik niet met de rest van het skelet
verbonden waren, zodat ze nooit in staat zijn geweest het gewicht van Tiktaalik
op het land te dragen. De ontdekkers beweren dat de vinnen mogelijk dienstbaar waren
bij de voortstuwing van het lichaam terwijl het zich voortbewoog over de oceaanbodem.3
Evolutionisten hadden eveneens hoge verwachtingen ten aanzien van de vinnen
van Coelacant. Toen echter in 1938 een levende Coalacant (Latimeria chalumnae)
werd ontdekt, bleek dat de vinnen niet gebruikt werden om te lopen maar om behendig
te kunnen manoeuvreren tijdens het zwemmen.
De beweringen rond Tiktaalik zijn slechts rookgordijnen, gechargeerd geknoei
in de marge terwijl er grote hiaten resteren die voor de evolutietheorie niet overbrugbaar
zijn. Op dezelfde wijze is de hele hype rond Archaeopteryx en de zogenaamde
gevederde dinosauriërs een bijzaak terwijl veren
[n7] , de longen van gevogelte [n8]
en het vliegen [n9] nog steeds
een mysterie zijn voor de evolutietheorie. (Zie ook
Does a ‘Transitional Form’ replace One Gap with Two Gaps? )
Naast het gigantische probleem hoe het ontstaan van voortbeweging te verklaren is,
zijn er nog meer problemen. De serie van vergelijkbare ledematen (figuur 2) laat
geen duidelijke vooruitgang zien.
Zelfs als we kijken naar het cladogram (afstammingsboom), is het niet duidelijk
of de ledematen van Panderichtys (de 4e van rechts) wel horen
tussen de 2 naastgelegen exemplaren in de serie. Het bevat minder beentjes. De auteurs
lijken dit probleem te erkennen:
‘Sommige eigenschappen van Tiktaalik zijn vergelijkbaar met Rhizodontida’s
zoals Sauripterus. Deze overeenkomsten, die waarschijnlijk homoplastisch
zijn, betreffen de vorm en het aantal van de gewrichtsvlakken voor de radius op
het ulnare, de aanwezigheid van een groot aantal vertakkende kraakbenige radialen
en het behoud van niet articulerende lepidotrichia.’
In essentie betekent Homoplastisch, ‘convergent’ of‘analoog’,
dat wil zeggen onafhankelijk van elkaar geëvolueerd ten behoeve van dezelfde functie
(zoals bv vleugels van pterosauriërs, vleermuizen, vogels en insecten). Dit is tegengesteld
aan de evolutie vanuit een gemeenschappelijke voorouder. Maar er wordt aangenomen
dat homologie de aanwijzing is voor evolutie (ondanks vele problemen, zie
Common structures = common ancestry?)
Maar een beroep doen op homoplastische eigenschappen is niets anders dan het wegredeneren
van bewijsmateriaal dat niet past in het paradigma. En deze manier van wegredeneren
wordt volop gepraktiseerd. In het volgende citaat geven twee evolutionisten dit
toe:
‘Onenigheid over de mogelijke homologie of homoplastische eigenschap van gemeenschappelijke
afgeleide overeenkomsten tussen de taxa is de kern van de meeste fylogenetische
hypothesen die met elkaar in conflict zijn.’
[7]
Indien er meer dan één enkele eigenschap wordt geanalyseerd is homoplasie zelfs
nog meer nodig om de anomalieën (deviaties) weg te redeneren. Meer hierover verderop
onder de kop: Een mozaïek in plaats van overgangsvorm.
Een ander belangrijk probleem is het beroep wat evolutionisten doen op het algemeen
voorkomend pentadactyl 5-digit patroon (o.a. de tenen/vingers), als argument voor
de gemeenschappelijke afstamming van schepsels met 5-digits. Echter het schepsel
wat het meest in de buurt komt van die gemeenschappelijke voorouder had geen 5–digits!
Acanthostega had er 8, en Ichtyostega had er 7.
Figuur 3 (rechts) draagt veel bij aan de popularisering van de evolutietheorie,
maar er zijn een aantal problemen:
Het bijschrift geeft toe dat: “ Deze tekeningen zijn niet op schaal, maar
al deze dieren zijn tussen de 75 en 150 cm in lengte”. Als de lengte wel verwerkt
was in het plaatje zou de opeenvolging dan nog zo logisch lijken? Een nog veel extremer
voorbeeld is dat van de veronderstelde overgang van landzoogdieren naar water. Ook
die waren even groot afgebeeld, maar Basilasaurus was 10 x zo lang als
Ambulocetus.
Er wordt ook toegegeven: “Van de wervelkolom van Panderichtys is
nagenoeg niets bekend en deze wordt niet getoond.” We zouden hier eens moeten
denken aan het Pakicetus fiasco. Terwijl slecht een paar beenderen bekend
waren, tekende evolutionisten het uit tot een tussenvorm halverwege land en water.
Maar toen er meer beenderen gevonden waren, besefte ze dat het een snel lopend landzoogdier
was.
Alle fossielen van deze serie zijn toegewezen aan het midden en hoog Devoon, oftewel
385-365 miljoen jaar. Het is bekend dat er veel problemen zijn met datering van
fossielen, maar zelfs als we de evolutionistische scenario’s toepassen zijn
er problemen. Zo zou de volledige overgang van vis naar tetrapoda in 20 Miljoen
jaar hebben plaatsgevonden. Echter volgens Shubin zelf zijn andere salamanders onveranderd
over veel langere periodes.
‘Ondanks dat ze voorkomen in het Bathonien, laten de nieuwe Cryptobranchoidea
(salamanders) een ongelooflijke morfologische overeenkomst zien met haar levende
nakomelingen. Deze overeenkomsten onderstrepen de stasis (geen verandering) binnen
de evolutie van de salamander. Het is inderdaad zo dat huidige Cryptobranchoidea
salamanders kunnen worden beschouwd als levende fossielen van wie de structuren/opbouw
in de afgelopen 160 miljoen jaar nauwelijks is veranderd.’[8]
From Wikipedia.org
Fig 4: Beenvissen en amfibieën volgens de evolutionistische volgorde,
bron: Wikipedia.
Klik hier voor een grotere afbeelding.
Nog opvallender is de datering van Panderichtys. Deze is vroeger gedateerd
dan zijn veronderstelde voorganger Eustenaopteran. Ook zijn ze allen vroeger
voorgesteld dan de Coelacanth wat zonder twijfel een vis is.
Dit vertoont een parallel met de veronderstelde evolutie van vogels. Er is geen
twijfel dat gesnavelde vogels zoals Confuciusornis 10 miljoen jaar ouder
worden geschat dan hun veronderstelde ‘voorouders’ de zogenaamde gevederde
dinosauriërs [n10]. Evolutionisten
beredeneren vaak dat dit geen probleem is omdat ook een grootvader zijn kleinzoon
kan overleven. Die laatste stelling is in principe correct maar een van de belangrijkste
argumenten voor evolutie is dat de evolutionaire volgorde overeenkomt met de volgorde
van de fossielen. Het niet overeenkomen van de gestelde verschijningsvolgorde met
de gestelde fylogenie, ondermijnt daarom de evolutionaire verklaring.
Ook van de Acanthosthega wordt verondersteld dat het de voorganger is van
Ichtyostega, maar feitelijk leefden ze gelijktijdig.
Een mozaïek in plaats van overgangsvorm
Veel van de veronderstelde overgangsvormen hebben geen structuren die een overgang
genoemd kunnen worden, van de ene naar de andere vorm. Eerder is de zogenaamde overgangseigenschap
een combinatie van volledig gevormde structuren die op zich geen overgang zijn.
[9]
Zo had bijvoorbeeld Archaeopteryx zogenaamde reptielachtige eigenschappen,
zoals een staart en tanden, maar heeft het volledig gevormde vleugels en een aviale
long (daarom ook is deze bedrieglijke claim onhoudbaar). Ook de veronderstelde evolutie
van de walvis kent een aantal ‘modules’ zoals te lezen is in Walking whales, nested hierarchies, and chimeras: do they exist?
Deze schepsels met een mix van eigenschappen worden ook wel mozaïeken of chimaera’s
genoemd.
Nog zoiets: Wie was wiens voorouder in het geval van Acanthosthega en Ichtyostega?
Het hangt ervan af naar welke eigenschappen men kijkt. Bijvoorbeeld de schedel van
Ichtyosteg lijkt meer visachtig dan die van Acanthostega, maar haar schouder
en heupen zijn robuuster, meer als die van een landdier.[10]
De tegenstrijdigheden in de vooruitgang lijken veel op die van de zoogdierachtige
reptielen. (Mammal-like reptiles: major trait
reversals and discontinuities.) Lamb benadrukt, in een reactie op weer een
claim (Livioniana) door Per Ahlberg van zogenaamde tetrapoda, het volgende:
‘Soortgelijke argumentatie en logica zoals in dit artikel is gebruikt, is
van toepassing op de vis-tetrapod reeksen. In deze naar voren gebrachte reptiel-zoogdier
reeks, ontwikkelen de eigenschappen niet consistent. Sommigen van de organismes
aan het eind van deze zoogdierladder missen de zoogdiereigenschappen die wel aanwezig
zijn in organismes dichter bij het uiteinde van de reptielladder. Het merendeel
van de honderden, vreemde eigenschapen die zijn onderzocht volgen elkaar niet op
een consistente wijze op.’
Het rapport van Lamb [n11], demonstreert,
gebruik makend van Ahlbergs eigen tabellen het volgende:
“ Acanthostega bijvoorbeeld, het 9e organisme in zijn serie toont
2 tetrapoda eigenschappen die afwezig zijn in het 10e organisme.! ’
Hetzelfde geldt ook voor het patroon van ledematen zoals dat hierboven is weergegeven.
Tevens is dit consistent met een ontwerper die ‘modules’ gebruikte voor
verschillende eigenschappen.
Een betere verklaring
Een gedetailleerde analyse laat zien dat de vondst (bewijsmateriaal) niet consistent
is met evolutie, maar in overeenstemming met een bepaalde vorm van intelligent design.
Niet enkel intelligent design in den brede zin van het woord, die alle mogelijke
vormen van ontwerpers toe laat (bv zelfs buitenaardse wezens, zoals de Raelian Cultus)
en die wellicht evolutie toe staan. (bijvoorbeeld M. Behe de auteur van Darwins
Black Bos accepteert evolutie.)
Eerder onderschrijft het een specifieke mate van ID: de “biotische boodschap
- theorie”, zoals voorgesteld door Walter Remine in The Biotic Message.
Dat wil zeggen het bewijsmateriaal in de natuur wijst op één enkele ontwerper, maar
met een patroon dat evolutionaire verklaringen uitsluit. In dit geval wijzen de
gemeenschappelijke modules op een gemeenschappelijke ontwerper. Evolutie is niet
in staat deze modulaire patronen te verklaren. Immers natuurlijke selectie is enkel
van toepassing op het gehele organisme. Het kan niet selecteren op een
specifiek ontwerp van een hoofd, maar enkel op schepsels die een hoofd
hebben dat superieure geschiktheid verschaft. Maar een ontwerper die gebruik maakte
van verschillende modules kan verschillende schepsels maken met verschillende modules
die niet passen bij een evolutionair proces.
Maar zoals we al hebben vermeldt, ontwerp alleen is niet genoeg!. De natuur onthult
niet de identiteit van de Intelligente Ontwerper. Gelukkig heeft de Ontwerper dat
al wel gedaan.
Referenties en aantekeningen
[1] Ahlberg, P.E. and Clack, J.A., Palaeontology:
A firm step from water to land, Nature440 (7085):747–749,
6 April 2006 | doi:10.1038/440747a.
[2] Daeschler, E.B., Shubin, N.H. and Jenkins,
F.A., Jr, A Devonian tetrapod-like fish and the evolution of the tetrapod body plan,
Nature440 (7085):757–763, 6 April 2006 | doi:10.1038/nature04639;
zie abstract.
[3] Shubin, N.H., Daeschler, E.B. and Jenkins,
F.A., Jr, The pectoral fin of Tiktaalik roseae and the origin of the tetrapod
limb, Nature440 (7085):764–771, 6 April 2006 | doi:10.1038/nature04637;
zie abstract.
[4] Clack, J.A., Gaining Ground: The Origin
and Evolution of Tetrapods, pp. 17–18, Indiana University Press,
Bloomington, 2002.
[5] Cited 24 June 1998, CNN website <www.cnn.com>.
[6] Gudo, M. and Homberger, D.G., Functional
morphology of the coracoid bar of the Spiny Dogfish (Squalas acanthias):
implications for the evolutionary history of the shoulder girdle of vertebrates,
43rd Annual Meeting of the Palaeontological Association, Manchester, 19–22
December 1999; <www.palass.org/index.html>, 4 April 2003. Click on ‘Abstracts’
then ‘Manchester 1999’.
[7] Luckett, W.P. and Hong, N., Phylogenetic
relationships between the orders Artiodactyla and Cetacea, J. Mammalian Evolution5(2):130, 1998.
[8] Gao, K.–Q. and Shubin, N.H., Earliest known
crown-group salamanders, Nature422(6930):424–428, 2003.
[9]Wise, K.P.,
The origin of life’s major groups; in: Moreland, J.P. (Ed.), The Creation
Hypothesis: Scientific Evidence for an Intelligent Designer, InterVarsity
Press, Downers Grove, pp. 211–234, 1994; esp. p. 227.
Comments are automatically closed 14 days after publication.
Feedback Guidelines
Be constructive & courteous. Don't attack individuals, denominations, or other organizations.
Stay on-topic. We're not here to debate matters like eschatology, baptism, or Bible translation.
Links to external sites and articles will be removed from your submission.
Privacy & Content Ownership
Comments become the property of Creation Ministries International upon submission and may be edited for brevity and clarity.
CMI may choose not to publish your comment depending on how well it fits the guidelines outlined above.
By submitting your comment you are agreeing to receive email updates from Creation Ministries International. You may unsubscribe at any time.
CMI records your real name, email address, and country as a sign of good faith. Privacy Policy
If your comment is published, your name will be displayed as ""
Cancel
Accept & Continue
Close
You are leaving CREATION.com
We have supplied this link to an article on an external website in good faith. But we cannot assume responsibility for, nor be taken as endorsing in any way, any other content or links on any such site. Even the article we are directing you to could, in principle, change without notice on sites we do not control.
Readers’ comments
Comments are automatically closed 14 days after publication.