Explore
Also Available in:

Tiktaalik—ontbrekende schakel van vis naar reptiel?

door Jonathan Sarfati

15 april 2006

De seculiere pers [n1] promoot hoopvol de recente vondst van Tiktaalik roseae (figuur 1) als het einde van het creationistisch, en Intelligent Design gedachtegoed. Sommige paleontologen beweren dat ‘dit een ontbrekende schakel (missing link) is tussen vissen en gewervelde landdieren en die over tijd wel eens een soortgelijk icoon van evolutie kan worden als de proto-vogel Archaeopteryx’.[1]

© Ted Daeschler Tiktaalik fossiel
Fig. 1: Tiktaalik fossiel.

Maar is Tiktaalik echt bewijsmateriaal wat aantoont dat vissen evolueerden tot tetrapoda? (viervoeters: 4 potige gewervelde, bijvoorbeeld amfibieën, reptielen, zoogdieren en vogels). Zoals aangetoond zal worden zijn er parallellen met Archaeopteryx, de zogenaamde reptiel-vogel overgangsvorm, maar heel anders dan de bovenstaande beweringen aangeven.

De zogenaamde overgangsevolutie van vis naar tetrapoda kent nog tal van problemen die gedetailleerd beschreven zijn in The fossil record of ‘early’ tetrapods: evidence of a major evolutionary transition? Ook vertoont het parallellen met de ideeën omtrent de evolutie van dinosauriërs-tot-vogel [n2], zoogdierachtige reptielen [n3], landzoogdieren-naar-walvis [n4]en aap-tot-mens. [n5] Op het eerste gezicht lijkt het verklaarbaar, maar na gedetailleerde studie zien we dat het om gelijksoortige redenen als een kaartenhuis ineenstort. De artikelen “The links are missing” en “Argument: The fossil record supports evolution” geven een eenvoudigere samenvatting van het fossielen bestand dan de eerdergenoemde artikelen.

Wat is er gevonden?

Het bovengenoemde citaat (1e alinea) komt van Per Ahlberg en Jennifer Clack, twee vooraanstaande Europese specialisten op het gebied van de vermeende evolutionaire overgang van vis naar tetrapoda. Het betrof het hoofdartikel van Nature [2], [3], en het ging hier over de vondsten van Neil Shubin en Edward Daeschler, twee toonaangevende Amerikaanse leiders op het gebied van dezelfde overgangsvormen. Clack, Shubin en Daeschler namen zelfs deel aan de 7-delige PBS-NOVA productie Evolution, Episode 2: Great Transformations, wat handelde over de oorsprong van tetrapoda.

Shubin en anderen vonden een 20 cm lange schedel die uit de rotsen stak. Ze ontdekten dat deze schedel die op het eerste gezicht afkomstig leek van een krokodil, deel uitmaakte van een vis, waarvan werd aangenomen dat de vin zich in het tussenstadium bevond van vin naar ledemaat van een tetrapoda. Ze vonden het fossiel op Ellesmere Island, Nunavut Territory (Canada), en dateerden het op 383 miljoen jaar. Ook gaven ze het een soortnaam afgeleid van het inheemse Inuktitut woord voor kwabaal, dat zoiets betekent als “grote in ondiep zoetwater levende vis”.

Is het een overgangsvorm?

Clack en anderen zijn natuurlijk enthousiast over het veronderstelde overgangsstadium van Tiktaalik. Maar dat was te verwachten, volgens haar zijn we immers allemaal vissen. Ze zegt:

“Hoewel mensen zichzelf meestal niet als vis beschouwen, delen ze niettemin een verscheidenheid aan fundamentele eigenschappen welke hen onlosmakelijk verenigd met hun verwanten onder de vissen. Tetrapoda evolueerden niet uit Sarcopterygii (een groep binnen de beenvissen) het zijn Sarcopterygii. Men zegt ook niet dat mensen evolueerden uit zoogdieren, het zijn zoogdieren”.[4]

Dit doet denken aan Larry Martin, paleontoloog aan de universiteit van Kansas die al te enthousiaste claims over gevederde dinosauriërs bekritiseert:

“Het moet in het juiste perspectief geplaatst worden. Voor diegenen die het rapport hebben geschreven zou een kip, een gevederde dinosauriërs zijn.” [5]

Clack zegt ook:

“Er rest nog een grote morfologische kloof tussen hen (deze vinnen) en vingers en tenen, zoals we die zien in Acanthostega: Als de vingers en tenen evolueerden uit deze afstaande beenderen moet er bij het proces meerdere herstructurerende ontwikkelingsstadia zijn geweest.”

“Natuurlijk zijn er nog steeds belangrijke grote gaten in het fossielen bestand. Zo hebben we nauwelijks informatie over vooral de overgang van Tiktaalik en de vroegste tetrapoda, toen de anatomie de meest drastische verandering doormaakte. Ook hebben we geen informatie over wat er gebeurde in de daaropvolgende vroege Carboon periode aan het eind van het Devoon, toen tetrapoda volledig overgingen naar het land.”1

De evolutie van land-ledematen en leven op land zou inderdaad veel veranderingen vereisen. In het fossielen bestand is er geen bewijsmateriaal van dergelijke veranderingen gevonden.
De geoloog Paul Garner schrijft:

‘Er zijn functionele problemen met de Darwinistische interpretaties. In vissen bijvoorbeeld vormen de kop, schouderblad, het middenrif en het bloedsomloopsysteem een enkele mechanische eenheid. Het schouderblad is vast verbonden met de wervelkolom en functioneert als een anker voor de spieren die een functie vervullen in de laterale beweging van het lichaam, het openen van de bek, de hartslag en de timing van de bloedsomloop door de kieuwen. [6] Echter, bij amfibieën is de kop niet verbonden met het schouderblad. Dit maakt efficiënte foeragering en voortbeweging op het land mogelijk. Evolutionisten moeten aannemen dat de kop in toenemende mate stapsgewijs loskwam van het schouderblad, waarbij na elke stap een functioneel tussenstadium werd bereikt. Er is echter nooit een toereikend rapport uitgebracht van hoe dit gebeurd zou kunnen zijn.’

Het is duidelijk dat de vinnen van Tiktaalik niet met de rest van het skelet verbonden waren, zodat ze nooit in staat zijn geweest het gewicht van Tiktaalik op het land te dragen. De ontdekkers beweren dat de vinnen mogelijk dienstbaar waren bij de voortstuwing van het lichaam terwijl het zich voortbewoog over de oceaanbodem.3 Evolutionisten hadden eveneens hoge verwachtingen ten aanzien van de vinnen van Coelacant. Toen echter in 1938 een levende Coalacant (Latimeria chalumnae) werd ontdekt, bleek dat de vinnen niet gebruikt werden om te lopen maar om behendig te kunnen manoeuvreren tijdens het zwemmen.

De beweringen rond Tiktaalik zijn slechts rookgordijnen, gechargeerd geknoei in de marge terwijl er grote hiaten resteren die voor de evolutietheorie niet overbrugbaar zijn. Op dezelfde wijze is de hele hype rond Archaeopteryx en de zogenaamde gevederde dinosauriërs een bijzaak terwijl veren [n7] , de longen van gevogelte [n8] en het vliegen [n9] nog steeds een mysterie zijn voor de evolutietheorie. (Zie ook Does a ‘Transitional Form’ replace One Gap with Two Gaps? )

Ledematen in overgang?

Cladogram van de voorvinnen van tetrapoda
Fig. 2: Cladogram van de voorvinnen van tetrapoda, van Ref. 3. Klik hier voor een grotere afbeelding

Naast het gigantische probleem hoe het ontstaan van voortbeweging te verklaren is, zijn er nog meer problemen. De serie van vergelijkbare ledematen (figuur 2) laat geen duidelijke vooruitgang zien.
Zelfs als we kijken naar het cladogram (afstammingsboom), is het niet duidelijk of de ledematen van Panderichtys (de 4e van rechts) wel horen tussen de 2 naastgelegen exemplaren in de serie. Het bevat minder beentjes. De auteurs lijken dit probleem te erkennen:

‘Sommige eigenschappen van Tiktaalik zijn vergelijkbaar met Rhizodontida’s zoals Sauripterus. Deze overeenkomsten, die waarschijnlijk homoplastisch zijn, betreffen de vorm en het aantal van de gewrichtsvlakken voor de radius op het ulnare, de aanwezigheid van een groot aantal vertakkende kraakbenige radialen en het behoud van niet articulerende lepidotrichia.’

In essentie betekent Homoplastisch, ‘convergent’ of‘analoog’, dat wil zeggen onafhankelijk van elkaar geëvolueerd ten behoeve van dezelfde functie (zoals bv vleugels van pterosauriërs, vleermuizen, vogels en insecten). Dit is tegengesteld aan de evolutie vanuit een gemeenschappelijke voorouder. Maar er wordt aangenomen dat homologie de aanwijzing is voor evolutie (ondanks vele problemen, zie Common structures = common ancestry?)
Maar een beroep doen op homoplastische eigenschappen is niets anders dan het wegredeneren van bewijsmateriaal dat niet past in het paradigma. En deze manier van wegredeneren wordt volop gepraktiseerd. In het volgende citaat geven twee evolutionisten dit toe:

‘Onenigheid over de mogelijke homologie of homoplastische eigenschap van gemeenschappelijke afgeleide overeenkomsten tussen de taxa is de kern van de meeste fylogenetische hypothesen die met elkaar in conflict zijn.’ [7]

Indien er meer dan één enkele eigenschap wordt geanalyseerd is homoplasie zelfs nog meer nodig om de anomalieën (deviaties) weg te redeneren. Meer hierover verderop onder de kop: Een mozaïek in plaats van overgangsvorm.

Een ander belangrijk probleem is het beroep wat evolutionisten doen op het algemeen voorkomend pentadactyl 5-digit patroon (o.a. de tenen/vingers), als argument voor de gemeenschappelijke afstamming van schepsels met 5-digits. Echter het schepsel wat het meest in de buurt komt van die gemeenschappelijke voorouder had geen 5–digits! Acanthostega had er 8, en Ichtyostega had er 7.

Fossiel orde

Alleged lineage including Tiktaalik
Fig. 3: Veronderstelde afstammingslijn inclusief Tiktaalik, van ref. 1. Klik hier voor een grotere afbeelding.

Figuur 3 (rechts) draagt veel bij aan de popularisering van de evolutietheorie, maar er zijn een aantal problemen:

  • Het bijschrift geeft toe dat: “ Deze tekeningen zijn niet op schaal, maar al deze dieren zijn tussen de 75 en 150 cm in lengte”. Als de lengte wel verwerkt was in het plaatje zou de opeenvolging dan nog zo logisch lijken? Een nog veel extremer voorbeeld is dat van de veronderstelde overgang van landzoogdieren naar water. Ook die waren even groot afgebeeld, maar Basilasaurus was 10 x zo lang als Ambulocetus.

  • Er wordt ook toegegeven: “Van de wervelkolom van Panderichtys is nagenoeg niets bekend en deze wordt niet getoond.” We zouden hier eens moeten denken aan het Pakicetus fiasco. Terwijl slecht een paar beenderen bekend waren, tekende evolutionisten het uit tot een tussenvorm halverwege land en water. Maar toen er meer beenderen gevonden waren, besefte ze dat het een snel lopend landzoogdier was.

  • Alle fossielen van deze serie zijn toegewezen aan het midden en hoog Devoon, oftewel 385-365 miljoen jaar. Het is bekend dat er veel problemen zijn met datering van fossielen, maar zelfs als we de evolutionistische scenario’s toepassen zijn er problemen. Zo zou de volledige overgang van vis naar tetrapoda in 20 Miljoen jaar hebben plaatsgevonden. Echter volgens Shubin zelf zijn andere salamanders onveranderd over veel langere periodes.
‘Ondanks dat ze voorkomen in het Bathonien, laten de nieuwe Cryptobranchoidea (salamanders) een ongelooflijke morfologische overeenkomst zien met haar levende nakomelingen. Deze overeenkomsten onderstrepen de stasis (geen verandering) binnen de evolutie van de salamander. Het is inderdaad zo dat huidige Cryptobranchoidea salamanders kunnen worden beschouwd als levende fossielen van wie de structuren/opbouw in de afgelopen 160 miljoen jaar nauwelijks is veranderd.’[8]
  • From Wikipedia.org Beenvissen en amfibieën volgens de evolutionistische volgorde
    Fig 4: Beenvissen en amfibieën volgens de evolutionistische volgorde, bron: Wikipedia. Klik hier voor een grotere afbeelding.
    Nog opvallender is de datering van Panderichtys. Deze is vroeger gedateerd dan zijn veronderstelde voorganger Eustenaopteran. Ook zijn ze allen vroeger voorgesteld dan de Coelacanth wat zonder twijfel een vis is.
    Dit vertoont een parallel met de veronderstelde evolutie van vogels. Er is geen twijfel dat gesnavelde vogels zoals Confuciusornis 10 miljoen jaar ouder worden geschat dan hun veronderstelde ‘voorouders’ de zogenaamde gevederde dinosauriërs [n10]. Evolutionisten beredeneren vaak dat dit geen probleem is omdat ook een grootvader zijn kleinzoon kan overleven. Die laatste stelling is in principe correct maar een van de belangrijkste argumenten voor evolutie is dat de evolutionaire volgorde overeenkomt met de volgorde van de fossielen. Het niet overeenkomen van de gestelde verschijningsvolgorde met de gestelde fylogenie, ondermijnt daarom de evolutionaire verklaring.

  • Ook van de Acanthosthega wordt verondersteld dat het de voorganger is van Ichtyostega, maar feitelijk leefden ze gelijktijdig.

Een mozaïek in plaats van overgangsvorm

Veel van de veronderstelde overgangsvormen hebben geen structuren die een overgang genoemd kunnen worden, van de ene naar de andere vorm. Eerder is de zogenaamde overgangseigenschap een combinatie van volledig gevormde structuren die op zich geen overgang zijn. [9]

Zo had bijvoorbeeld Archaeopteryx zogenaamde reptielachtige eigenschappen, zoals een staart en tanden, maar heeft het volledig gevormde vleugels en een aviale long (daarom ook is deze bedrieglijke claim onhoudbaar). Ook de veronderstelde evolutie van de walvis kent een aantal ‘modules’ zoals te lezen is in Walking whales, nested hierarchies, and chimeras: do they exist? Deze schepsels met een mix van eigenschappen worden ook wel mozaïeken of chimaera’s genoemd.

Nog zoiets: Wie was wiens voorouder in het geval van Acanthosthega en Ichtyostega? Het hangt ervan af naar welke eigenschappen men kijkt. Bijvoorbeeld de schedel van Ichtyosteg lijkt meer visachtig dan die van Acanthostega, maar haar schouder en heupen zijn robuuster, meer als die van een landdier.[10]

De tegenstrijdigheden in de vooruitgang lijken veel op die van de zoogdierachtige reptielen. (Mammal-like reptiles: major trait reversals and discontinuities.) Lamb benadrukt, in een reactie op weer een claim (Livioniana) door Per Ahlberg van zogenaamde tetrapoda, het volgende:

‘Soortgelijke argumentatie en logica zoals in dit artikel is gebruikt, is van toepassing op de vis-tetrapod reeksen. In deze naar voren gebrachte reptiel-zoogdier reeks, ontwikkelen de eigenschappen niet consistent. Sommigen van de organismes aan het eind van deze zoogdierladder missen de zoogdiereigenschappen die wel aanwezig zijn in organismes dichter bij het uiteinde van de reptielladder. Het merendeel van de honderden, vreemde eigenschapen die zijn onderzocht volgen elkaar niet op een consistente wijze op.’

Het rapport van Lamb [n11], demonstreert, gebruik makend van Ahlbergs eigen tabellen het volgende:

Acanthostega bijvoorbeeld, het 9e organisme in zijn serie toont 2 tetrapoda eigenschappen die afwezig zijn in het 10e organisme.! ’

Hetzelfde geldt ook voor het patroon van ledematen zoals dat hierboven is weergegeven. Tevens is dit consistent met een ontwerper die ‘modules’ gebruikte voor verschillende eigenschappen.

Een betere verklaring

Een gedetailleerde analyse laat zien dat de vondst (bewijsmateriaal) niet consistent is met evolutie, maar in overeenstemming met een bepaalde vorm van intelligent design. Niet enkel intelligent design in den brede zin van het woord, die alle mogelijke vormen van ontwerpers toe laat (bv zelfs buitenaardse wezens, zoals de Raelian Cultus) en die wellicht evolutie toe staan. (bijvoorbeeld M. Behe de auteur van Darwins Black Bos accepteert evolutie.)

Eerder onderschrijft het een specifieke mate van ID: de “biotische boodschap - theorie”, zoals voorgesteld door Walter Remine in The Biotic Message. Dat wil zeggen het bewijsmateriaal in de natuur wijst op één enkele ontwerper, maar met een patroon dat evolutionaire verklaringen uitsluit. In dit geval wijzen de gemeenschappelijke modules op een gemeenschappelijke ontwerper. Evolutie is niet in staat deze modulaire patronen te verklaren. Immers natuurlijke selectie is enkel van toepassing op het gehele organisme. Het kan niet selecteren op een specifiek ontwerp van een hoofd, maar enkel op schepsels die een hoofd hebben dat superieure geschiktheid verschaft. Maar een ontwerper die gebruik maakte van verschillende modules kan verschillende schepsels maken met verschillende modules die niet passen bij een evolutionair proces.

Maar zoals we al hebben vermeldt, ontwerp alleen is niet genoeg!. De natuur onthult niet de identiteit van de Intelligente Ontwerper. Gelukkig heeft de Ontwerper dat al wel gedaan.


Referenties en aantekeningen

[1] Ahlberg, P.E. and Clack, J.A., Palaeontology: A firm step from water to land, Nature 440 (7085):747–749, 6 April 2006 | doi:10.1038/440747a.
[2] Daeschler, E.B., Shubin, N.H. and Jenkins, F.A., Jr, A Devonian tetrapod-like fish and the evolution of the tetrapod body plan, Nature 440 (7085):757–763, 6 April 2006 | doi:10.1038/nature04639; zie abstract.
[3] Shubin, N.H., Daeschler, E.B. and Jenkins, F.A., Jr, The pectoral fin of Tiktaalik roseae and the origin of the tetrapod limb, Nature 440 (7085):764–771, 6 April 2006 | doi:10.1038/nature04637; zie abstract.
[4] Clack, J.A., Gaining Ground: The Origin and Evolution of Tetrapods, pp. 17–18, Indiana University Press, Bloomington, 2002.
[5] Cited 24 June 1998, CNN website <www.cnn.com>.
[6] Gudo, M. and Homberger, D.G., Functional morphology of the coracoid bar of the Spiny Dogfish (Squalas acanthias): implications for the evolutionary history of the shoulder girdle of vertebrates, 43rd Annual Meeting of the Palaeontological Association, Manchester, 19–22 December 1999; <www.palass.org/index.html>, 4 April 2003. Click on ‘Abstracts’ then ‘Manchester 1999’.
[7] Luckett, W.P. and Hong, N., Phylogenetic relationships between the orders Artiodactyla and Cetacea, J. Mammalian Evolution 5(2):130, 1998.
[8] Gao, K.–Q. and Shubin, N.H., Earliest known crown-group salamanders, Nature 422(6930):424–428, 2003.
[9] Wise, K.P., The origin of life’s major groups; in: Moreland, J.P. (Ed.), The Creation Hypothesis: Scientific Evidence for an Intelligent Designer, InterVarsity Press, Downers Grove, pp. 211–234, 1994; esp. p. 227.
[10] Ichthyostega spp., Devonian Times, accessed 11 April 2006.
[n8] Avian lung Zie CMI artikel.
[n10] Zie CMI artikel: Dating dilemma.